Wintersport en diabetes

Goede voorbereiding: wat neem je mee?  

Het is belangrijk om genoeg spullen voor je diabetes mee te nemen. Waar kun je aan denken? 

• Extra batterijen voor je pomp en/of meter, deze kunnen snel leeg raken door de kou.  
• Bewaar je insuline, meter en batterijen in je handbagage. Ook bij een busreis, want het kan vriezen in het bagageruim.  
• Neem genoeg hypomateriaal mee, zoals druivensuiker. Dit kun je in het buitenland vaak niet zo makkelijk kopen. 
• En natuurlijk: stop je diabetesverklaring in je koffer.

Tijdens het skiën of langlaufen 

Insuline mag niet kouder worden dan 2 graden Celsius, anders werkt het niet meer goed. Draag je een insulinepomp? Zorg ervoor dat de pomp én het slangetje tegen je lichaam zit, onder je kleding. Dan blijft de temperatuur goed. Ook insulinepennen en meters draag je op je huid, zodat ze goed blijven werken. 

Zorg ervoor dat mensen om je heen weten wat ze moeten doen als je last krijgt van een hypo of hyper! 

Pas je insuline aan 

Op wintersport beweeg je veel, waardoor je gevoeligheid voor insuline groter wordt. De glucose komt dan sneller vanuit je bloed in je cellen terecht. Dat maakt de kans groter op een te lage bloedsuiker, dus een hypo. Je zult vaker je insulinedosis moeten aanpassen. Bijvoorbeeld bij het ontbijt minder spuiten en meer eten.

Hoger dan 3.500 meter? Vraag advies 

Ga je hoger dan ongeveer 3.500 meter skiën? Dan kan je lichaam anders op insuline reageren dan normaal. Hoe anders? Dat is voor elk persoon verschillend. Vraag van tevoren advies aan je zorgverlener of verpleegkundige.

Check vaak je bloedglucose 

Op wintersport is alles anders: het eten, de hoogte en de kou. Dat kun je merken aan je bloedglucose, zeker de eerste dagen. Het is verstandig om te meten voordat je de piste op gaat, en ook nog eens vlak voor het skiën zelf. Onder de 4 graden werkt een glucosemeter niet meer goed. Dan kun je het beste even stoppen bij een restaurantje langs de piste.