Meer over nieren en diabetes
Bij Diabetesvereniging Nederland vind je meer uitleg over nieren en diabetes. Ook over de behandelingen, zoals nierdialyse.
Naar dvn.nlMensen met diabetes type 1 kunnen schade krijgen aan hun nieren. De problemen blijven soms klein, maar behandeling is belangrijk. Wat doe je tegen nierproblemen?
In het kort
Door diabetes type 1 kunnen de nieren beschadigd raken. Dit heet diabetische nefropathie. Er zijn manieren om de schade klein te houden. Bijvoorbeeld behandeling met medicijnen. Maar je krijgt ook advies over voeding, om bijvoorbeeld minder zout te gebruiken. Nierschade gaat vaak samen met andere aandoeningen door diabetes. Vooral met schade aan de ogen (retinopathie). Veel mensen met diabetes type 1 krijgen nierproblemen.
Normaal filteren je nieren het bloed. Ze halen afvalstoffen uit het bloed, en goede stoffen blijven in het bloed. Je plast de afvalstoffen uit. Als de nieren beschadigd zijn, blijven de slechte stoffen in het bloed. Nuttige stoffen gaan juist naar de urine. Bijvoorbeeld eiwitten, die je lichaam wel nodig heeft. Als je nieren niet goed werken, krijg je vaak ook een hoge bloeddruk. Maar er kunnen ook andere problemen zijn. Bijvoorbeeld problemen met je botten, of veel vocht in je benen.
Als je diabetes type 1 hebt zijn je glucosewaarden soms lange tijd te hoog. Hierdoor kan er schade komen in de kleine bloedvaatjes in de nieren. De nieren werken dan steeds minder goed. Veel mensen krijgen pas nierproblemen als ze al 10-30 jaar diabetes hebben. Hoe snel worden de nieren daarna slechter? Dat is heel verschillend. Erfelijkheid heeft er ook mee te maken. In sommige families hebben veel mensen een hoge bloeddruk en nierschade.
In het begin merk je niets van nierproblemen. De nierschade wordt meestal pas ontdekt bij de jaarlijkse controle bij de arts. Deze meet stofjes in het bloed en de urine. Dit zijn stofjes die laten zien hoe het gaat met de nieren. Eiwit in de urine is een eerste teken dat er iets niet goed is. Dit eiwit heet albumine. Je krijgt pas klachten als je nieren zo beschadigd zijn dat ze het bloed te weinig filteren. Je krijgt dan bijvoorbeeld last van jeuk, misselijkheid en vermoeidheid.
Als de schade meevalt, kan het genoeg zijn om de bloedglucose nog beter te regelen. Bijvoorbeeld met insuline of met medicijnen. Je krijgt vaak ook medicijnen die de bloeddruk verlagen, en pillen tegen een hoog cholesterol. Dit is een soort vet in je bloed. Je krijgt soms ook het advies om minder eiwitten binnen te krijgen. De nieren hoeven dan minder hard te werken. Je eet bijvoorbeeld minder vlees. Als je nieren toch te slecht gaan werken, heeft het lichaam hulp nodig om het bloed te filteren. Dat gebeurt meestal als de nieren nog maar voor 10-15 procent werken. Er zijn dan 2 oplossingen: nierdialyse of een niertransplantatie.
Bij nierdialyse wordt het bloed gefilterd door een kunstnier. Een machine haalt afvalstoffen uit het bloed, en ook te veel vocht. Dialyse moet een paar keer per week, en het duurt een aantal uren. Dialyse kan op twee manieren:
Bij een niertransplantatie krijg je een gezonde nier van iemand anders. Die andere persoon heet een donor, en de nier is een ‘donornier’. Dit kan een nier zijn van een overleden donor. Het kan soms ook een nier zijn van bijvoorbeeld een familielid of partner. Die leeft dan verder met 1 nier. Na de operatie moet je zware medicijnen slikken, met veel bijwerkingen. De medicijnen voorkomen dat je afweersysteem de donornier aanvalt. Dit heet afstoting.
Bij Diabetesvereniging Nederland vind je meer uitleg over nieren en diabetes. Ook over de behandelingen, zoals nierdialyse.
Naar dvn.nlArtikel met medewerking van:
Experts dragen bij aan betrouwbare informatie op diabetes.nl. Lees meer over hoe we als redactie keuzes maken.
Laatst bijgewerkt op: 30 maart 2023