Verschillen in de behandeling van diabetes type 2

Verschillen tussen mensen met diabetes type 2 

Je krijgt bij diabetes type 2 meestal tabletten voor een lagere bloedsuiker, dus bloedglucose. Soms is ook insuline nodig. Een behandeling kan bij iemand goed werken, maar bij een ander persoon weer niet. Je spuit bijvoorbeeld veel insuline, maar de bloedglucose blijft te hoog. Of je eet weinig koolhydraten, en toch gaat je bloedglucose niet omlaag. Dit komt omdat een hoge bloedglucose in het lichaam verschillende oorzaken kan hebben. 

Oorzaken van hoge bloedglucose 

Bij diabetes type 2 haalt je lichaam moeilijk glucose uit het bloed. Dit kan deze oorzaken hebben: 

• Je lichaam reageert niet meer goed op insuline. Je maakt dus wel genoeg insuline. Of je spuit genoeg insuline. Maar je lichaam kan deze insuline niet gebruiken.
• Het lichaam maakt niet meer genoeg insuline. De cellen die insuline maken in de alvleesklier werken niet meer goed. Je hebt dus te weinig insuline.

Niet bij iedereen dezelfde oorzaak 

Een hoge bloedglucose bij diabetes type 2 kan komen door beide oorzaken tegelijk. Dit gebeurt vaak bij mensen die al jaren diabetes type 2 hebben. Maar bij sommige mensen komt de hoge bloedglucose vooral door 1 van deze oorzaken. Welke oorzaak van de 2? Dit is verschillend bij mensen. Wetenschappers noemen dit subtypes van diabetes type 2. Zijn het dan verschillende soorten diabetes type 2? We weten het nog niet. Maar het is goed als dokters dit verschil kunnen zien bij hun patiënten.

Nu nog geen standaard onderzoek 

Artsen zullen vaker bij iemand gaan kijken naar de oorzaak van hoge bloedglucose. Maar dit gebeurt nu nog niet zo veel. Het is namelijk moeilijk om de oorzaak goed te onderzoeken. Het is ook niet nodig dat iedereen met diabetes type 2 wordt onderzocht. Soms is het wel nuttig. Bijvoorbeeld als een behandeling niet helpt. Of bijvoorbeeld bij jonge mensen met diabetes type 2 en een gezond gewicht. Artsen kunnen dan beter voorspellen wie zich beter voelt door een behandeling met insuline. En wie beter tabletten kan gebruiken.

Hoe kan een arts dit onderzoeken? 

Een dokter kan dus soms meten of je genoeg insuline maakt. En ook hoe je lichaam reageert op insuline. Hiervoor wordt de nuchtere glucosewaarde bepaald in het bloed, in een laboratorium. Tegelijk met de waarde van C-peptide in het bloed. Dit stofje laat zien hoeveel insuline je maakt. De dokter rekent met deze 2 waarden een ander getal uit. Dit getal zegt iets over het lichaam en insuline. Het is ingewikkeld. Onderzoekers denken na over hoe artsen dit makkelijk en betrouwbaar kunnen doen.